Aangifte van wetenschappelijke oplichting zonder precedent
Diederik Stapel en de sociale psychologie
Ook wetenschappelijke omgeving te zwak, maar eerdere klokkenluiders genegeerd.
Gelezen: Interim-rapportage over Diederik Stapel van de universiteiten Tilburg, Amsterdam en Groningen
De voorgeschiedenis: Stapel viel begin september 2011 door de mand en kan in zijn val Roos Vonk meeslepen naar wie nog onderzoek loopt van de Radboud Universiteit. Haar boek bleef goed volgens de recensente en Vonk vond Stapel ook een formidabel wetenschapper.
We maakten in 2008 al een onderzoek van Stapel en Janka Stoker, notabene over liegen met de grond gelijk. Daaruit zou blijken dat mannen veel makkelijker liegen dan vrouwen: “Ze liegen makkelijker en hebben een soepeler ethiek.”
Over Roos Vonk
Even ten aanzien van Vonk is deze vaststelling belangrijk: “De Commissie heeft tot dusver geen aanwijzingen gevonden dat coauteurs doelbewust hebben meegewerkt met de heer Stapel aan datavervalsing of hebben geweten, dan wel hadden kunnen of moeten weten van de datavervalsing.”
Maar de hele wetenschap Sociale Psychologie faalde rond Stapel: “De data zijn te mooi om waar te zijn; de hypothesen worden vrijwel allemaal bevestigd; de effecten zijn onwaarschijnlijk groot; missing data of onmogelijke, out-of-range data komen niet of nauwelijks voor.
Dit is wellicht het meest precaire punt van de hele datafraude. Hier heeft de wetenschappelijke kritiek en houding op alle fronten ernstig gefaald. Falsificatie is een grondbeginsel van de wetenschap, maar speelde nauwelijks een rol in de onderzoekscultuur rond de heer Stapel. Alleen verificatie telde.
Iedereen met enige onderzoekservaring, zeker in deze sector, weet echter dat de meeste hypothesen waarmee men begint, niet uitkomen. En als ze al uitkomen, dan verdwijnt het effect vaak bij replicatie. Dat de hypothesen van de heer Stapel altijd weer bevestigd werden had wantrouwig moeten maken…
… De heer Stapel werd het model, de standaard. Alleen de heer Stapel was blijkbaar in staat om de precieze manipulaties te realiseren die nodig waren om de subtiele effecten zichtbaar te maken. Men accepteerde, indien men zelf al probeerde te repliceren, dat men faalde omdat men niet de kunde van de heer Stapel had.”
Spijtbetuiging
Stapel zelf betuigt in een schriftelijke verklaring zijn spijt. “Ik heb gefaald als wetenschapper, als onderzoeker. Ik heb onderzoeksgegevens aangepast en onderzoeken gefingeerd. Niet een keer, maar meerdere keren, en niet even, maar gedurende een langere tijd….
Ik wilde te veel te snel. In de moderne wetenschap ligt het ambitieniveau hoog en is de competitie voor schaarse middelen enorm. De afgelopen jaren is die druk mij te veel geworden….
“Ik heb de fout gemaakt dat ik de waarheid naar mijn hand heb willen zetten en de wereld net iets mooier wilde maken dan hij is.”
Arme man: “Voor zijn tijdschriftartikelen van 1994 tot en met medio 2011 heeft hij een lijst verstrekt met daarin aangemerkt welke artikelen gebaseerd zijn op gefalsificeerde data. Met betrekking tot een tweede lijst, voornamelijk inhoudende hoofdstukken in boeken en proceedings, heeft de heer Stapel laten weten lichamelijk en geestelijk niet in staat te zijn te reageren.”
Promovendi lui en slachtoffer
Vele promovendi hebben gewerkt met datasets van Stapel die hij had verzonnen. Enkele van hen treft schuld, de meeste niet: “…deze promovendi/coauteurs zijn allen op zeer geraffineerde wijze om de tuin geleid. De Commissie is dan ook van mening dat dit in geen van de gevallen gevolgen zou moeten hebben voor een verleende graad.”
Maar niettemin ook meegevaren met gemakzucht: “Promovendi schreven vol overtuiging (zoals ook aanbevolen in het Manual van de American Psychological Association (APA)): wij hebben de data verzameld op scholen etc., een gebruik van het collectieve wij dat in de ogen van de promovendi en ook in die van de leden van de promotiecommissies alleszins gerechtvaardigd en gebruikelijk was. Had echter de regel gegolden dat promotiecommissies zich ervan dienen te vergewissen dat de data in beginsel door de promovendus zelf vergaard dienden te zijn, dan had deze datafraude niet kunnen functioneren.”
Mentaal: “De heer Stapel koos zorgvuldig de junioronderzoekers met wie hij de intensieve één-op-één werkwijze wilde aangaan. Met hen werd een innige band gesmeed. Vele promovendi beschouwden hem als een persoonlijke vriend. Men kwam thuis bij hem, had gezamenlijke diners, ging gezamenlijk naar theater etc. Een dergelijke situatie is niet bevorderlijk voor het kritisch volgen van de ‘meester’.”
En dit: “‘Besef je wel, dat je goud in handen hebt?’ werd dan de jonge onderzoeker gevraagd. Met één jonge onderzoeker die bleef aandringen op het zien van de ruwe data ontstond een hooglopend verschil van mening waarbij de heer Stapel suggereerde dat de onderzoeker de capaciteiten en de ervaring van hem als gerenommeerde hoogleraar in twijfel trok.”
Geld als water: “De heer Stapel zorgde voor de verwerking van de gegevens. Hij had immers veel subsidies binnengehaald en kon zich een reeks van onderzoeksassistenten veroorloven.”
Eerder aan de bel
Hulde voor de klokkenluiders: “Drie jonge onderzoekers uit het eigen Departement hebben eind augustus jl. hun verdenkingen aan de departementsvoorzitter geuit met betrekking tot de datavervalsing van de heer Stapel. Na maanden van observatie waren voldoende details verzameld om aan te tonen dat er iets niet klopte. De onderzoekers verdienen alle lof voor het melden van deze misstanden. Zij zaten immers in een afhankelijke positie en hadden veel te verliezen.”
Eerder is aan de bel getrokken maar niets gedaan: “In totaal drie jonge onderzoekers hebben in een eerder stadium aan de bel getrokken met betrekking tot de geleverde datasets van de heer Stapel en voor hen waren de risico’s niet minder. Ook twee hoogleraren hebben eerder geconstateerd dat data “te mooi waren om waar te zijn”. Geen van deze eerdere meldingen hebben echter geleid tot opvolging.”
Hoe kon het fout gaan? Twee redenen:
“1. De belangrijkste reden is gelegen in de geraffineerde werkwijze van de heer Stapel en het onbeschaamde gebruik dat hij maakte van zijn prestige, aanzien en macht (zie onder)
2. Een tweede factor die speelde was een gebrekkig functioneren van de wetenschappelijke kritiek, de hoeksteen van de wetenschap. De werkwijze van de heer Stapel kon daar gemakkelijk op inspelen.
De partijen die hiermee iets hadden kunnen doen, zijn research master studenten, promovendi, promotiecommissies, postdocs, junior en senior onderzoekers/collega’s, collega’s en bestuurders van het Departement, van de Faculteit, van de Universiteit, redacties en reviewers van tijdschriften.”
De methode voor oplichting
“De experimenten werden (zogenaamd) uitgevoerd onder de volledige supervisie van de heer Stapel alleen. De heer Stapel had, naar eigen zeggen, uitstekende contacten met een groot aantal onderwijsinstellingen in het land. Die waren steeds weer bereid om in goed overleg met hem persoonlijk zulke onderzoeken uit te voeren, soms geholpen door (zogenaamd) betaalde research assistenten.
Ter compensatie voor de inspanningen van de scholen gaf de heer Stapel er (zogenaamd) voordrachten en schonk hij (zogenaamd) de betreffende scholen van tijd tot tijd computers en beamers. De op die scholen verzamelde data werden vervolgens (zogenaamd) op die scholen zelf, veelal door (onbekende) assistenten, verwerkt en gecodeerd. De aldus ‘verkregen’ gegevens werden dan rechtstreeks aan de heer Stapel gegeven, nooit aan de partners.
Al die ‘inspanningen’ resulteerden doorgaans enkele weken later in een (gefingeerd) databestand dat de partner in zijn geheel ter beschikking werd gesteld voor nadere analyse, of ook direct in de vorm van tabellen met de benodigde gemiddelden, standaardfouten, betrouwbaarheden, toetsingsuitkomsten, etc. De partner kon direct aan het schrijven van het artikel beginnen, al dan niet in verdere intensieve samenwerking met de heer Stapel.
Deze werkwijze beslaat het grootste deel van de door de Commissie aangetroffen fraude. Er waren ook wel varianten.”
Bang voor computervirus
“Soms raakte de heer Stapel in gesprek met een collega over een interessant onderzoek waar die collega mee bezig was en zei hij te beschikken over een oude data set, ooit eerder verzameld, waar hij nog niets mee gedaan had, maar die perfect paste bij wat de collega nodig had. Deze fictieve data set werd dan vrij snel ter beschikking van de collega gesteld, die daar een mooi artikel van kon maken met uiteraard de heer Stapel als coauteur.
Ook vertelde hij wel in Groningen of elders dat hij data verkregen had in Tilburg van het sociaal-psychologisch lab aldaar of er voor kon zorgen dat die data er vanuit Tilburg kwamen. Het kon dan om gefingeerde data gaan, zoals bijvoorbeeld gebeurde in het gewraakte “vleesonderzoek”.In Tilburg kon het omgekeerde richting Groningen gebeuren. In Tilburg kon het omgekeerde richting Groningen gebeuren.
Ook werd ten minste een keer, naar aanleiding van tijdschriftcommentaar, de oorspronkelijke data set door de heer Stapel teruggenomen ter nadere analyse. Deze was aangevuld, zo bleek later, met een tiental nieuwe observaties, zodat alle hypothesen nu wel fraai bevestigd werden. En tenslotte werden onderzoekingen ook in hun geheel verzonnen en solo ‘uitgevoerd’, bijvoorbeeld een onderzoek op een treinstation en met onbekende onderzoeksassistenten.
De exclusieve toegang van de heer Stapel tot gegevens op de lab computer werd door hem gemotiveerd uit het gevaar van virusbesmetting wanneer iedereen toegang zou hebben (hoewel een dergelijke werkwijze bij andere hoogleraren niet gebruikelijk was).”
Snoeiharde conclusie
“De Commissie is tot de conclusie gekomen dat de omvang van de fraude door de heer Stapel zeer aanzienlijk is. De Commissie is nu reeds gestuit op enkele tientallen publicaties waarin gebruik is gemaakt van gefingeerde data.
Het volledige overzicht van deze frauduleuze publicaties zal gezamenlijk met de zustercommissies uiterlijk bij het eindrapport gepresenteerd worden. Vast is komen te staan dat het fabriceren van data al voor de Tilburgse tijd is begonnen. De Commissie heeft geconcludeerd dat ook publicaties uit de Groningse tijd besmet zijn. De fraude is al geruime tijd, in ieder geval sinds 2004, aan de gang.
RUG: Ook in zijn Groningse tijd (2000-2006) heeft de heer Stapel zich beziggehouden met frauduleuze datamanipulaties. Naar de commissie heeft kunnen vaststellen was een aantal van deze datamanipulaties uitgevoerd met data die zogenaamd al in zijn Amsterdamse tijd waren verzameld. Ook zijn in zijn Groningse periode regelmatig datasets gefabriceerd en/of werd de analyse naar zijn hand gezet.
De heer Stapel creëerde zelf datasets waarin de gedane voorspellingen grotendeels uitkwamen. Ook kwam het voor dat de heer Stapel datasets stuurde naar collega-onderzoekers met de mededeling dat hij deze al lange tijd had liggen, en met de vraag of zij het onderzoek wilden analyseren en opschrijven. Ook hierbij blijken datasets te zijn gefabriceerd.
Feit is dat het gaat om een grootschalige, langdurige fraude met data, waardoor mensen en met name jonge, aan hem toevertrouwde onderzoekers aan het begin van hun carrière, ten diepste getroffen zijn. Dit is uitzonderlijk laakbaar gedrag waardoor de wetenschap en met name het vakgebied van de Sociale Psychologie in hoge mate is geschaad. Dit wangedrag is voor zover ons bekend zonder precedent voor een hoogleraar in zijn positie.
Bijvoorbeeld het gebruik van een vragenlijst, die volgens de heer Stapel uitgezet was bij een school of onder een groep proefpersonen, terwijl school of proefpersonen niet bestonden of achteraf onvindbaar waren. Hierbij tekenen zich drie vormen af:
(1) het volledig verzinnen van de gegevens;
(2) het verzinnen/aanvullen van het gegevensbestand nadat uit eerste inspectie door de heer Stapel de indruk ontstond dat de data niet dat opleverden (positieve toetsing van hypothesen) wat hij ervan verwacht had en;
(3) wijzigen van (on)volledige gegevens. Het sterke vermoeden bestaat dat deze drie vormen voorkwamen in de werkwijzen die de heer Stapel hanteerde om gewillige datasets te creëren.”
Er is langer onderzoek nodig om de omvang van de fraude te overzien, zegt de voorzitter. Er zullen 130 tijdschriftpublicaties en 24 hoofdstukken in boeken onder de loep moeten worden genomen.
Peter Olsthoorn | 31-10-11 17:07
Reacties
lucas bouwman | 22/04/17 om 19:06
De discussie rondom Diederik Stapel is inmiddels wel tot rust gekomen. Blijft echter het wonderbaarlijke aspect van het stijgen van zijn ster, een kans die hem door zijn vakgebied en verschillende universiteiten geboden werd. Wanneer ik op zijn publicatielijst titels aantref als 1) competition, cooperation and effects of others on me (2005), 2) coping with chaos : how disordered contexts promote stereotyping and discrimination (2011), en 3) the credibility of newspapers and fear of crime (2000), dan denk ik aan journalistiek en niet aan wetenschap. Vergelijkbare pretentieuze wangedrochten trof ik in de natuurwetenschappen nooit aan, maar de hoop op zelfreiniging binnen de gammawetenschappen heb ik inmiddels laten varen.